Broer komt langs.
We praten en praten en nu de rugpijn weg is, besef ik steeds meer wat er afgelopen dinsdag gezegd is.
We lopen door de stad en het Vondelpark, maar het lijkt net of ik in een decor loop waar ik niet bij hoor. Ik sta stil en de rest heeft accuut zijn betekenis verloren.
Het anders zo lekkere eten bij Bojo, smaakt me niet.
Wanneer Antoon ’s avonds uit zijn werk komt, eet hij gedachteloos een AH salade.
Daarna kunnen we alleen nog maar huilen.